Tegen de tijd [ 1.1.47 - 1996 ]

Terug

5/12 - Vrij in gebondenheid

Willem van Toorn ken ik al heel lang. Het eerste contact werd gelegd voor zijn aandeel in de reeks ‘Zeven Zestigers’ [ 1.1.24 ]. De samenwerking stopte daar niet. In 1986 volgde het prachtige Benaderingen van hoe zij zich gedragen [ 1.1.27 ], in 1993 gevolgd door De Waal [ 1.1.42 ]. Zijn deelname aan deze uitgave stond eerst allerminst vast: Nicolaas Matsier zou de teksten schrijven bij litho’s van Willem de Ouden. Toen deze samenwerking niet echt wilde vlotten, heeft Hans Faverey deze opdracht overgenomen. Door zijn plotselinge dood moest ik echter opnieuw mijn plannen bijstellen. Willem van Toorn bleek als ‘derde keus’ een schot in de roos. Hij sprak met Willem den Ouden een aantal thema's af en beiden gingen aan het werk. Het resulteerde in een boek waarin de teksten en de beelden, hoewel twee zelfstandige lijnen, een uniek geheel vormen. Een gezamenlijke ode aan het nog min of meer ongerepte Waallandschap.

Toen ik in 1994 gesteund door het Amsterdams Fonds voor de Kunst kon gaan werken aan een project waarin poëzie en beeldende kunst samen zouden gaan, was het voor mij dan ook al snel duidelijk met wie ik de samenwerking in dat project zou willen aangaan: Willem van Toorn. Het resulteerde in 1996 in een omvangrijke expositie in Kasteel Groeneveld, waar onder leiding van toenmalig directeur Werner Paans de mooiste activiteiten werden ontplooid. De expositie, geopend door dichter Rutger Kopland, toonde in een bijzondere setting de 14 gedichten van Van Toorn en een veertigtal prenten van mijzelf.
Deze tentoonstelling leidde ook tot het plan om in Kasteel Groeneveld poëzieavonden te gaan organiseren. Voor deze “Poëzie op Groeneveld”-avonden werden telkens twee dichters uitgenodigd. De Atalanta Pers zou voor elke bijeenkomst een klein boekje laten verschijnen. Het hele project had jammer genoeg geen lange adem. Er zijn dan ook maar twee bundeltjes verschenen: Sporen [ 1.1.48 ] met Rutger Kopland en Esther Jansma en aanwezig afwezig [ 1.1.49 ] met J.Bernlef en Eva Gerlach. Hoewel pas in 2001 het eerste deel in de reeks ‘Dialogen’ verscheen, denk ik achteraf te kunnen zeggen dat de twee kleine bundeltjes uit 1996 de toen nog onbewuste aanzet zijn geweest tot wat enkele jaren later deze reeks zou gaan worden.

De catalogusachtige uitgave die de expositie in Kasteel Groeneveld begeleidde, Tegen de tijd [ 1.1.47 ], is een van de weinige uitgaven die wel door de Atalanta Pers zijn uitgegeven, maar niet door mij zijn vormgegeven of gedrukt. Ooit speelde ik met het idee om af en toe een grafisch vormgever bij een uitgave te betrekken, zoals je daarvoor ook een auteur of een beeldend kunstenaar uitnodigt. Omdat ik de vormgeving maar al te graag zelf doe en zo weinig mogelijk wil uitbesteden, is dat idee niet echt van de grond gekomen. Feitelijk zijn er maar drie uitgaven waarvoor ik de vormgeving uit handen heb gegeven. De eerste daarvan is Tegen de tijd, dat volgens ons plan zou worden vormgegeven door Alje Olthof, grafisch vormgever van Querido en De Arbeiderspers. Door zijn plotselinge overlijden in 1995 heeft hij dat niet kunnen voltooien en werd het werk in zijn geest en ter nagedachtenis aan hem overgenomen door Marlous Bervoets.
Al jaren daarvoor, in 1985, was ..de koude nadert.. verschenen [ 1.1.23 ] een boek dat is vormgegeven door Kurt Löb, een toen door mij bewonderde graficus-vormgever.
En tenslotte de uitgave die verscheen bij het 25-jarig jubileum van de pers in 2004: Honderd seizoenen Atalanta Pers [ 1.1.68 ]. Hier was Floor van Essen de vormgeefster, die in gezamenlijk overleg een heel ander, modern concept ontwierp dan de twee traditionele ontwerpers daarvoor.

De vormgeving gaf ik dus niet graag uit handen. En de beeldende kant, hoe zat het daarmee?
In het begin heb ik gedacht en gewild dat mijn vrije werk zo veel mogelijk buiten de boeken zou moeten blijven. In 1991 exposeerde ik bij Galerie Josine Bokhoven in Amsterdam. Naast vrij werk presenteerde ik daar ook een uitgave waarvoor ik linosneden had gemaakt: Vreemde vondsten [ 1.1.40 ]. Aan het feit dat in dat jaar maar één uitgave verscheen, was al te zien dat de meeste tijd aan vrij werk werd besteed. Maar de exposities van eigen, vrij werk namen af. Eind negentiger jaren toonde ik in een groepstentoonstelling Mirrors from the Lowlands in Maputo (Mozambique) eigenlijk voor het laatst vrij werk. Of ik wilde of niet, mijn beeldend werk werd geleidelijk aan steeds meer onderdeel van het boek als totaalconcept. Daarvan maakten niet alleen linosneden deel uit, maar ook de beeldende kant van de typografie en de fotografie. Het was een ontdekking te merken dat juist in de 'gebondenheid' van het boek het beeldende element een hoge mate van vrijheid kan vinden. De twee volgende regels uit een gedicht van Remco Campert vormen dan ook nog altijd mijn motto:

    In de vorm is de vrijheid
    en de vrijheid maakt de vorm.


Op de beeldende kant van het boek kom ik in een volgend item nog uitvoerig terug.

 

Heeft u een vraag of opmerking? Klik dan hier.

Vorige
Terug
klik op de foto om alle afbeeldingen te zien